Door Santiago Acosta
Dr. Santiago Acosta is een dierenarts verbonden aan de Salle Universiteit in Colombia met een specialisatie in communicatie en milieu aan de Nationale Universiteit van La Plata in Argentinië. Ondanks dat Dr. Acosta's eerste stappen om de plant te gaan gebruiken voortkwamen uit gezondheidsproblemen binnen zijn gezin, heeft hij inmiddels meer dan zes jaar klinische en educatieve ervaring opgedaan op het gebied van cannabinoïden in de diergeneeskunde. Sinds de regularisering van het medicinaal gebruik van cannabis in Colombia heeft hij meer dan 150 patiënten met medicinale cannabis behandeld en in de meeste gevallen met groot succes. Hij richt zich op het erkende onderwijsaanbod voor dit vakgebied en start in 2019 met de steun van de faculteit diergeneeskunde van de Colombiaanse nationale universiteit de eerste gecertificeerde cursus 'cannabinoïden in de diergeneeskunde'. Hij heeft deze cursus later ook opgezet in landen als Chili, Argentinië en Mexico. Hij is hoogleraar aan twee erkende diploma-opleidingen van hoger-onderwijsinstellingen in Colombia: de Universiteit van Rosario en de Universiteit van Caldas. Hij is ook de huidige voorzitter van de Latijns-Amerikaanse vereniging voor cannabinoïden in de diergeneeskunde (AMVC Latam), een groep diergeneeskundigen uit acht Latijns-Amerikaanse landen die zich inzetten voor de voorlichting en het correcte gebruik van cannabinoïden in de diergeneeskunde. En hij is gastspreker op diverse internationale wetenschappelijke congressen over medicinale cannabis. Momenteel speelt Acosta een zeer belangrijke rol in de begeleiding van de wetgeving voor de invoering van op cannabis gebaseerde diergeneesmiddelen in Colombia en neemt hij actief deel aan het opstellen van die wetgeving.
Wanneer over het endocannabinoïde systeem (ECS) wordt gesproken, wordt het belang van dit homeostase mechanisme vanuit neurobiologisch oogpunt vaak over het hoofd gezien. De evolutionaire geschiedenis wijst uit dat zoogdieren, met inbegrip van de mens, niet de enige levende organismen zijn die over dit complexe overlevingsmechanisme beschikken. Dit artikel bespreekt enkele belangrijke aspecten van de ontwikkeling van het ECS bij dieren en hoe cannabinoïden in de diergeneeskunde van groot belang zijn voor toepassingen in zowel de gezondheidszorg als het onderwijs en de klinische praktijk.
De evolutionaire geschiedenis van ECS bij dieren
Nu we weten dat ECS in bijna het hele dierenrijk voorkomt, dus niet alleen in de mens, en dat zijn belangrijkste functie is het evenwicht in het organisme te bewaren, kunnen we de complexe fylogenetische ontwikkeling ervan begrijpen. Dit systeem is zo oud dat sommige wetenschappers stellen dat het zich gelijktijdig met het zenuwstelsel van gewervelde dieren heeft ontwikkeld, via een traject van transformaties waarbij één fundamentele component een rol speelt die niet onopgemerkt mag blijven: arachidonzuur.
Dit afgeleide celmembraan dat behoort tot de Omega 6 familie, is de basisstructuur van alle bekende endocannabinoïden en vormt het voornaamste element in de evolutie van dit intercellulaire communicatiesysteem dat zijn oorsprong vindt in het arachidonzuursysteem van planten en uiteindelijk terechtkomt bij de Ciona intestinalis, nauw verwant met de huidige gewervelde dieren, waar de cannabinoïde receptor (CBR) voor het eerst opdook.
De volgende ontwikkeling was dat bij de gewervelde dieren alle structuren verschenen die samen een ECS vormen: cannabinoïde receptoren, endocannabinoïden en metaboliserende enzymen van deze neuromodulatoren. Tijdens deze ontwikkelingen, bleven er sporen van deze evolutie achter in enkele ongewervelde dieren: insecten (mieren), ringwormen en ongewervelde waterdieren (bloedzuigers, slakken), vertoonden tekenen van de aanwezigheid van dit systeem. Uit verschillende experimenten in laboratoria met cannabimimetica bij dit soort proefdieren is gebleken dat sommige endocannabinoïden verschijnen wanneer een bepaalde prikkel wordt opgewekt, zoals eetlust of pijn. Dit kan ook worden geverifieerd aan de hand van de verandering in sommige gedragspatronen, zoals foerageergedrag of leerprocessen, bij gebruik van een van deze synthetische cannabinoïden.
De conclusie is dat de mens, net als de meeste dieren, bestaat uit een specifiek intercellulair communicatienetwerk, het zogenaamde endocannabinoïde systeem (ECS), dat hem in staat stelt zijn vitale functies op efficiënte wijze te regelen naar gelang van de eisen van zijn omgeving. Dankzij de huidige bestudering van dit complexe systeem is het mogelijk het concept van cannabinoïden in de diergeneeskunde toe te passen. Het gaat hier om de modulatie van dit netwerk door middel van stoffen die de functie nabootsen van endocannabinoïden zoals die aanwezig zijn in de plant Cannabis Sativa L.
Hieronder volgt een beschrijving van de geschiedenis van de toepassing van fytocannabinoïden bij niet-menselijke patiënten en de huidige situatie van deze medische praktijk.
Cannabinoïden in de diergeneeskunde: verleden, heden en toekomst
Geschiedenis
Dr. Ethan Russo, een van de meest invloedrijke onderzoeksfarmacologen op het gebied van medicinale cannabis en afkomstig uit een familie van diergeneeskundigen, heeft op het afgelopen seminar van de Latijns-Amerikaanse vereniging voor cannabinoïden in de diergeneeskunde (AMVC Latam) een overzicht geschetst van de geschiedenis van op cannabis gebaseerde geneesmiddelen die in de diergeneeskunde worden toegepast. Hieronder volgt een beschrijving van enkele van de belangrijkste gebeurtenissen:
- Tot vóór het verbod (1930-1940) was cannabis een primair onderdeel van de veterinaire farmacopee.
- India werd het toegepast in de behandeling van diarree bij vee, om de melkproductie van koeien te verhogen en de dieren rustig te houden. Bij ossen verhoogt het de energie en het werkvermogen. Het was in dit land waar Sir William Brooke O'Shaughnessy, de grondlegger van cannabinoïden in de geneeskunde in het Westen, zijn onderzoek deed naar de plant. Voordat hij cannabis toepaste op zijn menselijke patiënten, diende hij het toe aan zwerfhonden om het lage toxicologische effect ervan aan te tonen.
- In het Chinese keizerrijk werd de plant voor een soortgelijk doel gebruikt, namelijk voor het verlichten van problemen met het spijsverteringskanaal bij dieren en als anti-epilepticum.
19e EEUW
- Europa: in Frankrijk werd cannabiszaadolie gebruikt als laxeermiddel bij vee en voor bepaalde dermatologische aandoeningen bij honden. In Italië werd cannabis sativa-hars gebruikt voor de behandeling van koliek bij paarden. In Schotland, dankzij de sterke effecten van cannabis op menselijke aandoeningen (pijnstillend, krampstillend en hypnotiserend), werd het gebruik ervan populair in de diergeneeskunde. In Engeland werd het door diergeneeskundigen gebruikt in de behandeling van astma, stuiptrekkingen, hoesten, blaasontsteking en tetanus.
- Zuid-Afrika werd het toegepast bij darmontsteking en paardenhoest en epilepsie bij honden.
- Cornell Universiteit in de Verenigde Staten onderzocht niet alleen het gebruik van cannabis bij blaasontsteking en tetanus, maar toonde ook de werkzaamheid van cannabis aan in de excitatoire fase van azotemie en ook bij overbelaste rhabdomyolysis bij paarden en andere paardachtigen. De universiteit van Pennsylvania heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar de pijnstillende, krampstillende en hypnotiserende eigenschappen. Tot slot, Harvard Universiteit slaagde erin het verband aan te tonen tussen cannabisgebruik en de hoge overlevingskans van met tetanus besmette patiënten.
De ontwikkeling van cannabinoïden in de diergeneeskunde
Dankzij het nieuwe tijdperk van cannabisonderzoek en klinisch gebruik dat in de jaren zestig is begonnen, heeft de diergeneeskunde in de plantaardige stoffen een aantal doeltreffende en veilige therapeutische middelen gevonden, net als in de menselijke geneeskunde. Ten tijde van het verbod waren de eerste grondige wetenschappelijke onderzoeken naar cannabis echter gericht op cannabisvergiftiging bij verschillende dieren. Tegelijkertijd werkten Dr. Rafael Mechoulam en zijn onderzoeksteam al aan de functionele beschrijving van het ECS. Zij rondden hun werk af bij het aanbreken van het nieuwe millennium in 1999-2000.
Vanaf het moment dat de volledige beschrijving van dit wonderbaarlijke intercellulaire communicatienetwerk beschikbaar was, begonnen onderzoekers vragen te stellen over processen als: wat doet de plant met de organismen (farmacokinetiek) en wat doen de organismen met de plant (farmacodynamiek), enzovoort. Er ontstaat een academisch en wetenschappelijk onderzoekskader rond cannabis en het medisch gebruik ervan. Een aantal diergeneeskundigen begint met het onderzoeken van de werking van deze stoffen en de pathologieën van zowel huisdieren als wilde dieren die zij behandelen, waarbij wordt vastgesteld dat de toepassingen niet veel verschillen tussen mens en dier: pijnstillend, ontstekingsremmend, anti-epileptisch, neuroprotectief en immunomodulerend.
Uit de eerste resultaten van onderzoek bij dieren groeit het inzicht dat de fysiologie van gewervelde dieren een gemeenschappelijke plaats biedt voor medische interventies met cannabisderivaten: het ECS. Als we deze hechte neurobiologische relatie begrijpen, zien we hoe preklinische modellen voor menselijk onderzoek worden ontwikkeld in diermodellen. Ook kunnen ontwikkelingen van klinische modellen in de diergeneeskunde worden gebruikt als preklinische modellen in de menselijke geneeskunde. Het is daarom belangrijk om medicinale cannabis te bekijken vanuit het oogpunt van translationele geneeskunde, d.w.z. hoe het onderzoek doeltreffend kan worden vertaald naar de praktijk gebruikmakend van alle factoren die een rol spelen in deze keten.
Huidige status
In de afgelopen 10 jaar heeft de ontwikkeling van cannabinoïden in de diergeneeskunde een grote vlucht genomen. Er is inmiddels een grote hoeveelheid informatie beschikbaar waardoor het gebruik van cannabis bij veterinaire patiënten op een veel formelere manier kan worden benaderd. Bijvoorbeeld, een onderzoek naar de meest kenmerkende verschillen tussen het ECS van mensen en honden, het meest gebruikte diergeneeskundige klinische model.
In 2018 heeft Miller een uitvoerig onderzoek gewijd aan de lokalisatie en kwantificering van cannabinoïde receptoren bij honden. Hij stelt dat de verspreiding vergelijkbaar is met die bij mensen, maar hij concludeert dat de cannabinoïde type 1-receptoren (CB1) meer tot uiting komen bij honden. Dit is de voornaamste reden waarom honden gevoeliger zijn voor cannabis, aangezien dit type receptor overvloedig aanwezig is in het centrale zenuwstelsel. Ten tweede, doordat THC, de psychoactieve stof van de plant met een hoge CB1-affiniteit, in de lever wordt omgezet in twee actieve metabolieten en niet in één zoals bij mensen. Dit betekent niet dat THC niet kan worden gebruikt als farmacologisch hulpmiddel bij honden, integendeel zelfs. Het kan met groot succes worden toegepast mits gedaan door een deskundige en met veilige geneesmiddelen onder omstandigheden waar THC het meest effectief is: bij pijn en ontsteking en voor neuroprotectie.
Vandaag de dag is er een toename van het gebruik van cannabis in diergeneeskundige klinieken in Europa en Amerika dankzij de regularisatie van de plant in verschillende contexten in de afgelopen jaren. Maar er zijn twee cruciale concepten waarmee rekening moet worden gehouden om de opleving die door de media wordt veroorzaakt uit te laten groeien tot een industrie die op een ethische en wetenschappelijke manier de gezondheid bevordert: de ontwikkeling van geneesmiddelen die voldoen aan de farmacologische normen binnen elke context en de ontwikkeling van onderwijsprogramma's voor diergeneeskundigen rond het gebruik van cannabinoïden in de diergeneeskunde.
Aan de ene kant zijn er nog veel gaten in de wetgeving wat betreft goed geïnformeerde en veilige toegang tot geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik. Ook wordt het medicinaal gebruik van cannabis in veel landen nog niet toegestaan. In een groot aantal landen waar het gebruik van medicinale cannabis wel wettelijk is toegestaan ontbreken echter expliciete bepalingen voor diergeneeskundigen. Dit zorgt voor een toename in de kenniskloof binnen de beroepsgroep. Voor andere landen waar een diergeneeskundige wel cannabis mag voorschrijven geldt dat het niet gemakkelijk is om aan geneesmiddelen te komen die voldoen aan de normen voor diergeneeskunde. Daarnaast zijn geneesmiddelen bedoeld voor menselijk gebruik erg duur. Dit biedt een uitgelezen kans voor investerings- en onderzoeksgroepen die een niche willen aanboren die nog weinig is verkend, maar waar in de praktijk veel vraag naar is, mede dankzij de enorme media-aandacht voor medicinale cannabis.
Aan de andere kant is er in de academische wereld een groot tekort aan informatie met betrekking tot ECS en het gebruik van fytocannabinoïden als therapeutische optie. We moeten eisen dat deze onderwerpen die verband houden met dit systeem en hoe het wordt bewerkt met de verschillende derivaten van de plant worden toegevoegd aan de onderwijsprogramma's. Niet alleen in de diergeneeskunde, maar ook in de menselijke geneeskunde. Er is momenteel niet genoeg beschikbare informatie beschikbaar om de vragen te beantwoorden van diergeneeskundigen zodat zij hun patiënten met cannabisderivaten kunnen behandelen. Er zijn enkele organisaties die werken aan het opzetten en implementeren van specifieke educatieve inhoud op dit gebied, zoals de Canadese vereniging voor cannabinoïden in de diergeneeskunde (CAVCM), Veterinaire cannabis in de Verenigde Staten en de Latijns-Amerikaanse vereniging voor cannabinoïden in de diergeneeskunde (AMVC Latam). Ook heeft EndoVet de eerste gecertificeerde cursus cannabinoïden in de diergeneeskunde opgezet op de faculteit diergeneeskunde van de Colombiaanse nationale universiteit.
De toekomst
Het is duidelijk dat er een grote overeenkomst bestaat tussen het dierlijke en het menselijke ECS. Ook is aangetoond dat derivaten van de cannabisplant een fundamentele rol spelen in de gezondheid van dieren. Daarom is het nu tijd om de wettelijke en educatieve processen te formaliseren zodat eigenaren van gezelschapsdieren de mogelijkheid hebben om te kunnen beslissen of zij hun dieren op vriendelijkere manier willen laten behandelen. Medicinale cannabis verandert de manier waarop geneeskunde wordt beoefend. Hierdoor gaat de behandelaar steeds meer gebruik maken van op maat gesneden geneeskunde en krijgen patiënten nieuwe therapieën aangeboden die effectief zijn zonder ernstige bijwerkingen.
Het is nu tijd om de concepten van endocannabinologie op een formele manier in te voeren in de onderwijsprogramma's van alle beroepsgroepen die te maken hebben met de gezondheid van mens en dier. Onbekendheid met dit belangrijke systeem is een van de grootste obstakels van de moderne medische praktijk terwijl de oorsprong van zogenaamde 'weesziekten' vaak wordt vastgesteld in een aantal specifieke tekortkomingen in het ECS. Daarom is het zo belangrijk om te pleiten voor de volledige legalisatie van de plant. Hoe minder bezwaren mensen hebben tegen cannabis, des te gemakkelijker zal het zijn om te komen tot een cultuur die het gebruik van dit geneesmiddel stimuleert door professionals in de gezondheidszorg.
Vergeet niet om altijd een diergeneeskundig expert op dit gebied te raadplegen. Zelfmedicatie bij huisdieren kan meer nadelige gevolgen hebben dan gewenst. Het is tenslotte een geneesmiddel als elk ander waarbij de arts een follow-up moet doen om de voortgang van de te behandelen aandoening te evalueren. Cannabis is niet geschikt voor alle ziekten en werkt niet bij alle patiënten. Tot slot, hoewel de medicinale voordelen van cannabis talrijk zijn, het gebruik ervan moet plaatsvinden onder toezicht van een professional.
Literatuurlijst
1. Russo E. (2020): "Historia del cannabis medicinal en veterinaria y lecciones para hoy". Webinar lanzamiento de la AMVC Latam.
2. Kendal D (2009): "Behavioral neurobiology of the endocannabinoid system". doi: 10.1007/978-3-540-88955-7.
3. Miller (2018): "Localization and Quantification of Cannabinoid Receptors in Canine Tissue". Journal of Veterinary Internal Medicine.
4. Silver (2019): "The Endocannabinoid System of Animals". https://doi.org/10.3390/ani9090686